Archive for the 'Geografie & Historie' Category

29
apr
16

Ruimte voor de rivier (deel 2): De Beerse Maas

De Beerse Maas: Ruimte voor de rivier door de eeuwen heen

Schermafbeelding 2016-04-28 om 18.16.17

 

 

Schermafbeelding 2016-04-28 om 18.36.38Na de overstromingen van 1809 werd duidelijk dat op Rijks schaal de afvoer van de rivieren in de delta moest worden aangepakt. Naast deze grootschalige aanpak waarbij zelfs rivieren werden gegraven, gebeurde er al eeuwenlang het een en ander op lokale en regionale schaal. Een van de meest gebruikte methoden om overtollig water af te voeren was de ‘Overlaat’. Een overlaat was een laag gedeelte in een dijk of andere waterkering waarover het water bij hoge waterstanden kon wegstromen. In Nederland ging het meestal om rivierwater en een enkele keer om zeewater. Schermafbeelding 2016-04-28 om 18.16.40Het water werd dan afgevoerd zodat de waterstand in de rivier werd verlaagd om een dijkdoorbraak verder stroomafwaarts te voorkomen. Eigenlijk ging het hier om een gecontroleerde overstroming op een vantevoren aangewezen plek om een overstroming op een willekeurige plek met alle desastreuze gevolgen van dien te voorkomen. Meestal stroomde het water verder stroomafwaarts weer terug naar de rivier. In het verleden waren op bijna 40 plekken zulke overlaten in ons rivierengebied te vinden. Ze kwamen voor langs de Maas, Waal, Rijn, IJssel en zelfs langs de kust van de voormalige Zuiderzee*, in de IJsseldelta. Een van de beroemdste overlaten bevond zich in Noord-Brabant, de Beerse Overlaat.

 

Gecontroleerde overstromingen

Schermafbeelding 2016-04-27 om 14.57.56De Beerse overlaat bestond uit een hele serie overlaten en kon eigenlijk gebruikt worden voor het hele gedeelte langs de Maas tussen Cuyk en Geertruidenberg. Ten zuiden van Cuyk stroomt de Maas door het heuvelland van Midden-Limburg met slechts een smalle strook dat onder water kan komen te staan. Voorbij Cuyk wordt de Maas door de stuwwal bij Nijmegen naar het westen gedwongen en komt zij in het oneindige laagland terecht. Toen er nog geen dijken waren, trad de Maas hierna dan ook regelmatig buiten haar oevers. Nadat in 1350 de Maas tussen ’s Hertogenbosch en Grave was bedijkt, had het water veel minder de ruimte. Schermafbeelding 2016-04-29 om 10.56.28Wanneer er in het achterland veel neerslag viel – en met name de Ardennen waren hofleverancier – dan steeg het Maaswater tussen de dijken regelmatig tot gevaarlijke hoogte, met dijkdoorbraken als gevolg. Al in het begin van de 15e eeuw werd besloten om de Maas gecontroleerd buiten zijn oever te laten treden. Ten westen van het gehucht Katwijk – iets ten noorden van Cuyk – werd de dijk verlaagd en was de Beersche overlaat geboren.

 

Parallelle sluiproute

Schermafbeelding 2016-04-28 om 18.58.42Vandaar stroomde het water dan parallel aan de Maas eerst in de richting van Grave. Later kwam daar ook een overlaat om de Maas te ontlasten. Daarna stroomde deze brede, ondiepe dochter, die al snel de Beersche Maas of de Groene rivier werd genoemd, westelijk langs Ravestein en ten noorden van Oss in de richting van ’s Hertogenbosch. Als het grootste gevaar was geweken, dan stroomde het water hier weer terug naar de Maas. Maar bij ’s Hertogenbosch deed zich vaak een andere complicatie voor. Schermafbeelding 2016-04-29 om 11.03.43Daar kwamen kleine riviertjes als de Aa, de Dommel en de Dieze vanaf de Brabantse zandgronden bij elkaar. Als deze ook opgezwollen waren na langdurige regenval, dan zouden bij Den Bosch  de problemen opnieuw beginnen. In dat geval stroomde de Beersche Maas nog een tijdje door. Ten zuiden van het Land van Heusen en Altena stroomde het water via de Baardwijksche overlaat naar de Langstraat om daar via het Oude Maasje – niet te verwarren met de Oude Maas bij Rotterdam – naar de Amer bij Geertruidenberg. Zo werd het overtollige water al in de 15e en 16e eeuw, toen de Bergsche Maas en de Nieuwe Merwede nog gegraven moesten worden, via een kortere route naar het Hollands Diep afgevoerd.

 

Als de Maas ‘om’ is

Schermafbeelding 2016-04-29 om 11.05.52Lezend in het Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden – dat tussen 1837 en 1851 in 14 kloeke delen werd samengesteld door de Amsterdammer Abraham Jacob van der Aa – staat te lezen dat de Beersche Maas minimaal één keer en vaak meerdere keren per jaar water voerde. Voor de boeren wier land dan onderliep, was dit uiteraard geen pretje. De gebieden die onder water konden komen te staan waren alleen geschikt als hooiland en weiland voor het vee. Al in de 16e eeuw werd hierover geklaagd. Sommige stadjes en dorpen waren wekenlang van de buitenwereld afgesloten. Om de schade nog enigszins te beperken werd bepaald dat de Beerse Overlaat alleen tussen 15 november en 15 maart gebruikt mocht worden. Schermafbeelding 2016-04-29 om 11.06.03De overlaat werd gebruikt op het moment dat bij Grave een waterstand werd bereikt van 10 meter boven het Amsterdams Peil (AP). ‘De Maas is om’ heette dat. Om de boeren te waarschuwen zodat ze hun vee moesten binnenhalen, werd in Grave een kanon afgeschoten. Ook werden er in het gehele stroomgebied van de Beersche Maas dwarsdijken als de Schutlakensche Dam en de Groene Dijk aangelegd. Op die manier liep niet altijd het gehele gebied onder water. Maar dit leidde weer tot onenigheid tussen de boeren onderling. Van de een liep het land liep onder en bleef veel langer blank staan terwijl de ander droge voeten hield. In de 19e eeuw werd duidelijk dat een onbelemmerde doorstroom het beste was. Alle ruimte voor de rivier dus. En natuurlijk zoveel mogelijk schutsluisen. Om het overtollige water indien mogelijk weer zo snel mogelijk naar de moederrivier terug te laten stromen. Ook bij de aanleg van nieuwere infrastructuele werken moest hier rekening mee worden gehouden. De spoorlijn van ‘s Hertogenbosch naar Nijmegen liep vlak voor Ravestein over een brug midden in een weiland. Op oude kaarten staat deze nog aangegeven als ‘doorlaatbrug’ in de Buitenpolder. Maar het fraaiste staaltje hiervan is nog steeds te zien; de Moerputtenbrug** ten westen van ‘s Hertogenbosch. Midden in het kletsnatte veengebied van de Moerputten ligt hier een spoorbrug. Ooit reed hier het halvezolenlijntje over van de Langstraat naar ‘s Hertogenbosch. Vanuit dit leerlooiersgebied rond Waalwijk werden de halffabricaten naar ’s Hertogenbosch gebracht om schoenen van te maken. De in onbruik geraakte spoorbrug is een paar jaar geleden gerestaureerd en toegankelijk gemaakt voor wandelaars. Wandelend op schoenen uit het Verre Oosten.

Schermafbeelding 2016-04-29 om 11.08.42

 

Een normale Maas

Schermafbeelding 2016-04-29 om 11.10.23Ondanks de overlaten bleef de Maas regelmatig overstromen. Er moest iets anders gebeuren om de rivier te temmen. De overlaten moesten het veld ruimen voor de zogenaamde normalisering van de Maas. Bochten werden afgesneden, er kwam een stuw bij Lith, heggen moesten uit het zomerbed verdwijnen, kribben legden de breedte van het rivierbed vast en als ultiem staaltje werd de Bergsche Maas – niet te verwarren met de Beersche Maas – aangelegd. De Beerse Overlaat hield nog even stand. Pas in 1942 werd de overlaat gesloten. De normalisatie van de Maas was toen nog niet klaar. Pas in 1982 was die met de bochtafsnijding bij Boxmeer voltooid. Schermafbeelding 2016-04-29 om 11.11.18De Maas was door alle afsnijdingen in totaal ongeveer 23 kilometer korter geworden, ongeveer de lengte van de Bergsche Maas. Zijn de overlaten dan helemaal verdwenen? Nee, in het uiterste noordwesten van de provincie is er weer een aangelegd. In het kader van het project ‘Ruimte voor de Rivier’ is in het noorden van de Brabantse Biesbosch de Noordwaard ontpolderd. Langs de Nieuwe Merwede is wat men nu noemt, een verlaagde dijk aangelegd. Vroeger heette dit een overlaat!

 

 

Schermafbeelding 2016-04-28 om 12.16.18* Na de rampzalige overstromingen in de winter van 1824/25, toen vrijwel het gehele kustgebied van de toenmalige Zuiderzee onder water kwam te staan, werd in de buurt van Kampen ook het fenomeen overlaat ingezet om toekomstige hoogwatersituaties gecontroleerd de baas te kunnen zijn. Bij Mastenbroek werden twee overlaten aangelegd en ten westen van Kampen kwam de Dronthense Overlaat. Deze laatste werd pas in 1979 opgeheven. De Zuiderzee heette toen al bijna 50 jaar IJsselmeer en lag de overlaat aan het randmeer het Drontermeer. De kans bestaat nu dat bij de hoogwatergeul die in het kader van ‘Ruimte voor de Rivier’ zuidlangs Kampen wordt aangelegd, dit stukje dijk helemaal verdwijnt.

 

** De nattigheid rond ‘s Hertogenbosch werd ook gebruikt als verdedigingsmiddel. Daarom mocht in het moerassige gebied ten zuiden en westen van de hoofdstad van Noord-Brabant niet worden gebouwd en moest al het water vrij weg kunnen stromen. Een extra reden om de Moerputtenbrug aan te leggen.

 

Met dank aan:
Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC), diverse auteurs
Estersheem.nl
F.I. Kappers: Overlaten; (g)een oplossing van de problemen bij te veel water (2002)

 

 

 

 

 

 

 

 

26
apr
16

Ruimte voor de rivier (deel 1): De Bergsche Maas

De Bergsche Maas: Ruimte voor de rivier in de 19e eeuw

 

In het oosten wringt

en kronkelt de Maas

als een giftige slang

en waant zich de baas.

Maar achter haar rug

ondergraaft men die macht

in een bedding

gericht naar de zee.

Cees Visser

 

Schermafbeelding 2016-04-26 om 22.21.30Mijn jonge collega Marco kon eind januari 1995 makkelijk een paar dagen bij ons in Utrecht komen wonen. Dat scheelde hem ook nog eens enkele uren reistijd per dag. Zijn ouders en jongere zusje verhuisden tijdelijk naar een vakantiehuisje in Grave. ­­Zij mochten niet in hun huis in Afferden – Gelderland – blijven. Het gehele Land van Maas en Waal werd samen met de Bommelerwaard, de Ooijpolder en later ook de Betuwe ontruimd. Deze evacuatie was noodzakelijk omdat de rivieren op recordhoogte stonden en op sommige plaatsen dreigde een doorbraak. Wanneer dit zou gebeuren dan zouden sommige gebieden maar liefst 5 meter onder water komen te staan. Bij Ochten was de situatie het meest kritiek. Dankzij de inzet van militairen en duizenden zandzakken werd een doorbraak van de Waaldijk daar voorkomen. Ik ben nooit de naam van diens burgemeester vergeten; Henk Zomerdijk.

 

Een nieuw Deltaplan

Schermafbeelding 2016-04-26 om 22.23.01In ruim een jaar tijd, december 1993 en januari 1995, hadden ’s lands grote rivieren aangetoond dat de dreiging van het water niet alleen uit het westen kwam. Na de Zuiderzeewerken en de Deltawerken maakte Nederland zich op voor een comfortabel achteroverleunen in droogte en veiligheid. Totdat hevige regenval en smeltende sneeuw in de bovenstroomse heuvels de Rijn en de Maas zorgwekkend deden opzwellen. Na de zeeweringen moesten ook de rivierdijken worden verhoogd. Terwijl de eerste dijken werden verhoogd en rechtgetrokken en menig idyllische dijkwoning onder de sloopkogel bezweek, ontstond aan het begin van de 21e eeuw het inzicht dat verhogen alleen niet de oplossing zou worden.

Schermafbeelding 2016-04-26 om 22.24.13Deels voortbordurend op het Plan Ooievaar uit de jaren ’80 van de vorige eeuw werd ‘Ruimte voor de Rivier’ opgetuigd. Uiterwaarden werden uitgegraven, obstakels in diezelfde uiterwaarden moesten verdwijnen, kribben werden verlaagd, nevengeulen gegraven en sommige dijken werden verlaagd om te dienen als overlaat zodat bij hoogwater het achterliggende binnendijkse land onder water kon lopen om zo de rivieren te ontlasten.

 

Sneller naar zee

Schermafbeelding 2016-04-26 om 18.32.05On-Nederlands aan dit plan was dat er in sommige gevallen mensen plaats moesten maken voor water. En dat in een land waar het water altijd voor zijn inwoners had moeten wijken. Elke keer als het water zijn woeste kracht had getoond, had de Nederlander keihard teruggeslagen door dat water nog meer te temmen. Het was alsof de Nederlander na 1995 eindelijk inzag dat het de echte strijd zou gaan verliezen en dat alleen een samenwerking tot droge voeten zou leiden. En toch was niet alles helemaal nieuw. Sterker nog, er was in vroeger tijden ook al ruimte aan de rivieren gegeven om overstromingen tegen te gaan. Kijkend naar ons rivierengebied zo’n 200 jaar geleden is zichtbaar dat die ruimte erg nodig was. Overal hoopte zich water op als het in de bovenloop hard regende of als in Nederland de winter voorbij was en kruiend ijs dammen in de rivier vormde.

Schermafbeelding 2016-04-26 om 18.33.33In 1809 stond nog vrijwel het gehele rivierengebied onder water. Het onder Napoleon* opgerichte Rijkswaterstaat ging de volgende decennia aan het werk om de waterafvoer in het rivierengebied te verbeteren. Een goede eeuw daarvoor was daartoe al het Pannerdens Kanaal en het Bijlands Kanaal gegraven. Dit zorgde ervoor dat 2/3 van het Rijnwater via de Waal werd afgevoerd en 1/3 via de Nederijn (2/9e) en de IJssel (1/9e). Een verdeling die vandaag de dag nog steeds van kracht is. Vooral in de omgeving van Gorinchem kwam veel water bij elkaar. De Maas kwam hier in de Waal uit en moest via de smalle Merwede richting zee worden afgevoerd. Vanaf Werkendam werd daarom dwars door de Biesbosch een kanaal gegraven. Sinds 1874 stroomt hier de Nieuwe Merwede. Zo kon snel water worden afgevoerd naar het Hollands Diep, dat tot de Deltawerken in direct contact met de zee stond. De oude stroomt sindsdien met twee namen door het landschap. Van Gorinchem tot Werkendam is het nu de Boven Merwede en na Werkendam is het de Beneden Merwede. De Nieuwe Merwede vormt hier sindsdien de grens tussen Noord-Brabant en Zuid-Holland.

 

Welke Maas is nu dé Maas?

Schermafbeelding 2016-04-26 om 22.26.00Maar nog steeds kwam er vaak te veel water bij Gorinchem samen. Men wilde eigenlijk wel van de Maas af. De oplossing was een eigen afvoer richting het al eerder genoemde Hollands Diep. Bij Ammerzoden werd daartoe tussen 1887 en 1904 een 24 kilometer lang kanaal gegraven naar Geertruidenberg, de Bergsche Maas.  Grotendeels werd hiervoor de genormaliseerde Amer gebruikt. Ten Westen van Geertruidenberg is die naam dan ook nog bewaard gebleven en stroomt de Maas als de Amer in het Hollands Diep. De Maas tussen Ammerzoden en Slot Loevestijn heet sindsdien de Afgedamde Maas, vanwege de afsluitdijk bij Well. Om de Maas en de Waal toch per boot bereikbaar te houden is deze Afgedamde Maas ter hoogte van Nederhemert via het Heusdens Kanaal verbonden met de Bergsche Maas.

Schermafbeelding 2016-04-26 om 22.30.09Het enige dat vandaag de dag er nog aan herinnert dat de Maas vroeger noordelijker stroomde zijn de namen Oude- en Nieuwe Maas in Rotterdam. De al eerder genoemde Beneden Merwede splitst zich bij Dordrecht. Naar het noorden gaat de rivier verder als de Noord, om bij Krimpen waar de Lek zich erbij voegt, als Nieuwe Maas naar het centrum van Rotterdam te stromen. Het deel van de rivier dat vanaf Dordrecht naar het zuidwesten stroomt heet de Oude Maas. Dit was ooit de noordelijke tak van de Maas vlak voordat deze in zee uitmondde. Maar daarvan is door al dat gegraaf weinig overgebleven. In de buurt van Vlaardingen komen de huidige Oude en Nieuwe weer bij elkaar. En voordat dit water als de Nieuwe Waterweg in de Noordzee uitkomt, gaan ze nog 13 kilometer samen door het leven als Het Scheur. Eigenlijk zijn al deze maatregelen – zowel de 19e eeuwse als de 21e eeuwse Ruimte voor de Rivier – genomen om Rotterdam droog te houden. Want Rotterdam met zijn haven is de kurk waar onze economie op drijft. Een ondergelopen polder overleven wij nog wel. Maar een ondergelopen Maasstad is fataal voor onze welvaart.

 

* Lodewijk Napoleon, koning van Holland en broer van Napoleon Bonaparte, bezocht in 1809 enkele getroffen gebieden. Het verhaal gaat dat hij eigenhandig meehielp dijken met zandzakken te versterken.

 

 

 

10
jan
16

Kockengen, luilekkerland dankzij de cope-ontginning?

 

 

Hoe het was in Luilekkerland

Ik ben er vroeger veel geweest,

het was er alle dagen feest,

het heette daar: Luilekkerland.

Er zwommen daar de hele week

gebakken vissen door de beek.

je kon ze pakken met je hand.

Waar was dat land? Hier om de hoek.

De hoofdstad heette Pannekoek.

De koning heette: Nooitgeendorst.

Uit elke pomp kwam bessenvla,

elk dak was er van chocola,

de regenpijp was leverworst.

Gebraden gans vloog in je mond,

gebraden varkens liepen rond

met mes en vork al in hun rug.

En als de klok ging beieren,

legden de paarden eieren,

van floep floep floep, wat ging dat vlug.

En bij een muur van wittebrood,

daar stond een boom, zo mooi en groot,

dat was de oliebollenbeuk.

En weet je wat de sneeuw dan deed?

Die gaf de boom een suikerkleed.

God, kinderen, wat was dat leuk.

Er was een sneeuwpop en een slee

en vader deed zo vrolijk mee,

we waren dan opeens heel rijk.

Door de herinnering gevernist,

lijkt het zo mooi. Er is een mist

van tranen, als ik daar naar kijk.

Willem Wilmink  1936 – 2003

Bron:  Verzamelde liedjes en gedichten. Deel I


Bewaren voor het nageslacht

kinderdijk_20De piramides van Cheops, Macchu Picchu, Stonehenge, de Borobudur, het Vrijheidsbeeld, de Taj Mahal. Allemaal meesterwerken, door de mens in de afgelopen eeuwen overal ter wereld aangelegd. Om deze meesterwerken voor het nageslacht te bewaren worden ze allemaal door de Unesco via een verdrag als Werelderfgoed aangeduid.

Het Werelderfgoedverdrag bestaat sinds 1972 en is bedoeld om cultureel en natuurlijk erfgoed dat van unieke en universele waarde is voor de mensheid, beter te kunnen bewaren voor toekomstige generaties,” staat er op de site van Unesco te lezen.

Ook Nederland kent erfgoed dat helemaal terecht op deze lijst staat; de Stelling van Amsterdam, het Rietveld-Schröderhuis, de Beemster en de molens op de Kinderdijk zijn enkele voorbeelden. In tegenstelling tot veel erfgoed uit de rest van de wereld is het Nederlandse erfgoed vaak slechts enkele eeuwen tot enkele decennia oud. Gezien de cultuurgeschiedenis van Nederland is dit logisch. Toen hier de eerste boeren op zoek gingen naar droge voeten in het natte West-Nederland werden er elders in de wereld al enorme bouwwerken neergezet. Maar in dat natte Nederland werd wel een prestatie van wereldformaat neergezet. Een prestatie die het verdiend om te worden bewaard net als de grote bouwwerken; de cope-ontginningen in het veen van Utrecht.

Het veen en zijn geheimen

Noa-Yde3Veen is een bruinzwarte grondsoort die bestaat uit dode planten die grotendeels humus zijn geworden. Waar onder normale omstandigheden planten door schimmels en bacteriën worden verteerd, is dat onder water anders. Door het grotendeels ontbreken van zuurstof stapelen de plantenresten zich op zonder te gaan rotten. Goed herkenbare bladeren, hele boomstammen en soms zelfs een menselijk lichaam kunnen duizenden jaren bewaard blijven in zo’n veenpakket. Een mooi voorbeeld in Nederland is het 2000 jaar oude meisje van Yde. Door het vele humuszuur is haar huid gelooid en bijna zwart geworden. Ook heeft het lichaam geen botten meer, want die zijn door datzelfde zuur helemaal opgelost. Maar verder lijkt het kortgeleden te zijn overleden. Bij vondsten van veenlijken in Denemarken werd in sommige gevallen dan ook de politie gewaarschuwd. Omdat men dacht het slachtoffer van een recent misdrijf te hebben gevonden. Als het al door een misdrijf om het leven zou zijn gekomen, dan was dit echter allang verjaard.

 

Hoogveen en laagveen

veenWe onderscheiden twee soorten veen; hoogveen en laagveen De namen doen vermoeden dat het iets zegt over de ligging. Vroeger dacht men dat inderdaad, maar hoogveen komt ook in lager gelegen gebieden voor en omgekeerd. Hoogveen is voor de vochthuishouding geheel afhankelijk van voedselarm – oligotroof – regenwater, terwijl laagveen wordt gevoed door grondwater en ander reeds aanwezig zoet water zoals meertjes. Dit water is veel voedselrijker – eutroof. De samenstelling van de venen verschilt dan ook omdat het is opgebouwd uit verschillende soorten planten. Zegge en riet zijn voorbeelden van de voedselrijke laagvenen en veenmos komen we tegen in het voedselarme hoogveen. In de streken die vroeger de karakteristieke laagveengebieden genoemd werden, kwam na verloop van tijd ook hoogveen voor. Het veenpakket was dan zo dik, dat het alleen nog gevoed werd door regenwater. Ook zijn er overgangen te vinden van voedselrijk naar voedselarm. Een goed voorbeeld van dit zogenaamde mesotrofe veen zijn de moerasbossen, ook wel broekgebieden genoemd. In Nederland zijn plaatsnamen als Langbroek, Westbroek, Broek in Waterland en ook Breukelen (in het Engels Brooklyn) aanwijzingen dat hier ooit moerasbos aanwezig was. In het westen van Nederland komen deze gebieden vooral in Holland en Utrecht voor.

 

Ontginning van het veen

veengebieden in NederlandIn Nederland was het veen het laatste gebied dat werd ontgonnen. De natte omstandigheden liet men lang links liggen. De hogere stroomruggen, rivierduinen en anderszins hogergelegen gebieden werd eerst benut. Halverwege de middeleeuwen trokken de mensen dan toch noodgedwongen de veengebieden binnen. Ook hier werden eerst de hoger gelegen gebieden in bezit genomen, daar waar zee en rivier zich niet al te vaak lieten zien. Terwijl de moerasbossen bij hoogwater van de rivieren onderliepen. Hier kwam pas verandering in toen de eerste dijken werden aangelegd en onbelangrijke maar steeds weer overstromende rivierarmen werden afgedamd. Dit alles om ook in deze gebieden droge voeten te houden. Zo werd in 1122 de Oude Rijn – in de Romeinse tijd nog de hoofdtak van deze rivier – bij Wijk bij Duurstede afgesloten. Sindsdien gaat deze tak als Kromme Rijn door het leven en kon dit gebied ten zuidoosten van Utrecht worden ontgonnen. Daarnaast werden weteringen gegraven om overtollig water af te voeren. Er was al vroeg sprake van duidelijke organisatie. Die organisatie is ook terug te zien in de ontginningen zelf.

 

Eerlijke regelmaat

veenontginning met copeDe eigenaren van deze broeklanden, de graven van Holland en de bisschoppen van Utrecht hielden zich in die tijd (rond 1100) niet zelf bezig met de ontginning. Dat besteedden zij uit aan zogenaamde locatoren – aanbesteders zouden wij vandaag de dag zeggen – die contracten afsloten met boeren die bereid waren het natte veen in te trekken. Deze contracten – copes – werden eerlijk en gelijk onder de verschillende boeren verdeeld. De kavels waren allemaal even groot en ook ongeveer even vruchtbaar. Vanuit de drogere vruchtbaarste ontginningsbasis werden smalle stroken steeds verder de nattere onvruchtbare gebieden in, uitgetekend.

Het te ontginnen gebied werd volgens een vaste maatvoering door de locatoren uitgegeven. De kavels hadden een vaste breedte van 30 Stichtse roeden en een lengte van 360 roeden oftewel een zesvoorling. Een voorling was de afstand die men ploegde zonder de ploeg te keren. Was een ontginning succesvol, dan werden de kavels soms verlengd tot twaalf voorling; men spreekt van zes- en twaalfvoorling hoeven.

i_NL.IMRO.0331.08benschopoost-BP01_0004Niet alle roedes waren echter even lang. Soms werd een roede gebruikt die een standaardmaat had van twaalf Rijnlandsevoet. Vandaag de dag komt dit overeen met 3,77 meter. Een andere keer werd er echter gebruik gemaakt van de zogenaamde Koningsroede die slechts tien voet lang was. De kavels hadden daardoor een breedte die varieerde van 94 tot 113 meter en een lengte van 1125 tot 1350 meter (zesvoorlinghoeve).

De ontginners groeven parallelle sloten om het water af te voeren. Langs de achterzijde werd een dwarssloot of een dwarsdijkje (achterkade) aangelegd om te voorkomen dat water van het hogergelegen veengebied voor problemen zou zorgen. Tevens werden er rondom de percelen vaak dijken aangelegd om het water uit het omringende gebied te weren. Op de kop van de kavel werd de hoeve geplaatst.

 

Werelderfgoed?

namen rond KockengenHoewel we aan plaatsnamen als Boskoop, Nieuwkoop, Willeskop en Benschop deze unieke ontginningsmethode nog herkennen, is veel van dit typische landschap in allerlei ruilverkavelingen en stads- en dorpsuitbreidingen helaas verdwenen. Een van de gebieden die nog goed herkenbaar is, ligt rond Kockengen ten westen van de A2 ter hoogte van Breukelen. Degenen die dit gebied eeuwen geleden ontgonnen deden dit met het idee dat het hier een luilekkerland zou worden. Exotische plaatsen dienden ter inspiratie. Namen als Kortrijk (in West-Vlaanderen), Kamerik (Cambrai in Noord-Frankrijk, Portengen (verbastering van Bretagne) en Spengen (Spanje) liggen hier allemaal vlakbij elkaar in de buurt van Kockengen. Deze laatste plaats is genoemd naar het land van Kokanje – Luilekkerland*.

kockengen Google EarthHoewel dit gebied deel uitmaakt van het beschermde Groene Hart willen sommigen het nog meer verankerd zien. Wanneer dit gebied Werelderfgoed wordt, dan is het voor de komende generaties behouden. Het staat helaas nog niet op de lijst van gebieden en gebouwen die Nederland tot 2020 wil voordragen. ** We moeten niet vergeten dat we hier te maken hebben met een unieke ontginningsmethode die bijna nergens anders ter wereld voorkomt. Alleen ten zuiden van Bremen vinden we een soortgelijk landschap. Al vanaf 1106 werd deze methode hierheen geëxporteerd door de aartsbisschop van ’t Sticht. Dit is dan ook de enige plek buiten Nederland waar copes voorkomen.

 

Met dank aan:
Stichting Behoud Veenweidegebied Kockengen
J.A.J. Vervloet – Landsheerlijke venen: het cope-ontginningslandschap

 

* Luilekkerland  is een sprookjesland vol overvloedig eten en drinken, ontsproten aan de middeleeuwse fantasie in West-Europa.

** Het dichtst in de buurt ligt de Nieuwe Hollandse Waterlinie die in 2018 wordt voorgedragen.

 

 

 

 

20
aug
15

De Eem vs. de Rijn

Natuur verkoos den gront in liefelijcke streecken.

Dat Griecken Tempe love, en d’oude Hengstebron:

ik loof dit lantprieel op ’t ruischen van de beecken;

ik loof den Heilgen Bergh, den Duitschen Helikon.

De Nachtegael van Amisfort (1657); Joost van den Vondel

Een echte rivier?

beken gelderse valleiVolgens sommige bronnen is de Eem met zijn 18 kilometer, de enige rivier die in Nederland ontspringt en in Nederland uitmondt. Als we in de directe omgeving kijken lijkt dit te kloppen. We zien veel stroompjes, maar die ontgroeien nooit het stadium van beek. Maar elders in Nederland komen toch heus rivieren voor die hun hele loop van monding tot bron in eigen land blijven. Ik noem alleen al de Tjonger in het zuiden van Friesland, die ook nog eens een stuk langer is. En de Eem heet bij de monding dan wel de Eem, aan de bron – en dat zijn er meerdere – zijn totaal andere namen verbonden.

dwarsprofiel kwel-2Als we op zoek gaan naar de bron van de Eem, dan komen we uit bij enkele beekjes die aan de rand van de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug opborrelen. De belangrijkste zijn de Heiligenbergerbeek, de Barneveldse Beek en de Lunterse Beek. Zij voeren het water af dat eeuwen eerder als regen op de stuwwallen neergutste. Dit water zakte in de zandgronden van de stuwwal weg en kwam in het grondwater terecht. Na een lange reis kwam dit water als kwelwater aan de voet van de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug weer aan de oppervlakte.

Al deze beken en beekjes, sommige door de mens gekanaliseerd, komen in de buurt van Amersfoort uiteindelijk samen in de Eem. Om de laatste 18 kilometer als heuse rivier furore te maken. Want dat de rivier de Eem heet, dat zullen we weten. Namen als Eemnes, Eemdijk, Eembrugge en Eemland zeggen al genoeg. En dan te bedenken dat de naam Amersfoort komt van de oude benaming voor de Eem, de Amer.

Een echte rivier!

dwarsprofiel rivierBij rivieren wordt vaak op een andere schaal gedacht. Brede, slingerende snelwegen van water vlakbij de monding, smalle dalen met af en toe een waterval en stroomversnellingen verder weg. En aan begin een gletsjer waar het smeltwater de bron van de rivier vormt. Kijkend naar de grote rivieren in Europa zoals de Rijn, de Rhône en de Po dan klopt dat beeld deels. Ze ontspringen allemaal in de Alpen op een hoogte tussen de 1500 en 2000 meter, al heeft alleen de Rhône een echte gletsjer als bron. De Rijn bijvoorbeeld begint als een miezerig plasje water ergens midden in Zwitserland dat het moet hebben van de macht van het getal en de zwaartekracht. Vanaf de bron vlakbij de Oberalppas in Graubünden van wat dan de Voor-Rijn heet, komen er steeds meer kleine beekjes bij en door de grote hoogteverschillen vormt zich al snel een razende beek die zich via stroomversnellingen en watervallen naar beneden stort. De rivierbedding alpenrivier is dan alleen nog bevaarbaar voor kano’s en rafts. Over korte afstand wordt een groot hoogteverschil overbrugd. Het zogenaamde verval is erg groot. Het eroderend vermogen van de rivier eveneens. Zeker als bij noodweer extra water in de rivier terechtkomt. Dan worden niet alleen grind en kiezels door het water meegevoerd. Dan kunnen ook kleine keien en soms zelfs hele rotsblokken worden meegevoerd. Dankzij dit grote eroderende vermogen snijdt de rivier zich hier sterk in.

Uebersicht_RheinfallWanneer de Rijn de Alpen verlaat worden de hoogteverschillen stukken minder en neemt het verval ook af. Dit geldt tegelijkertijd voor de erosieve kracht. Als de rivier veel water vervoert dan wordt er ook nog grind en een enkele kiezel meegenomen. Midden in de zomer wanneer de afvoer gering is en de stroomsnelheid ook, dan is het vaak alleen nog zand en klei dat wordt meegenomen. In dit middendeel van de rivier is er afwisselend sprake van erosie en sedimentatie. Vlak voordat de Rijn bij Basel breed en bevaarbaar wordt voor grote rijnaken, stort het zich bij Schaffhausen nog één keer naar beneden.

DEMsuedlicher-oberrheinVoorbij Basel denkt de Rijn even bijna bij zee te zijn. Geflankeerd door Zwarte Woud en Vogezen komt de rivier in de tussenliggende slenk terecht. Tot aan Frankfurt meandert de Rijn hier traag en breed over de vrijwel vlakke Boven-Rijnse laagvlakte. Er vindt hier alleen sedimentatie van zand en klei plaats. Voorbij Frankfurt stuit de Rijn echter op een paar dwarsliggende gebergten zoals de Taunus en de Hunsrück. Met moeite heeft is de Rijn erin geslaagd hier doorheen te breken*. Hier aan de voet van de Lorelei vindt alleen erosie plaats en vrijwel geen sedimentatie. Voorbij Koblenz komt de rivier weer in rustiger vaarwater. Was het verval tussen Basel en Bonn – een afstand van ongeveer 500 kilometer – nog ruim 200 meter, tussen Bonn en de zee – ongeveer 350 kilometer varen – hoeft de Rijn nog maar een goede 40 meter te overbruggen. De Rijn begint weer te meanderen en het is duidelijk dat op het laatste traject er alleen nog maar sedimentatie van zand en klei plaatsvindt. Wanneer de Rijn bij Lobith Nederland binnenkomt is deze echt bijna bij de zee. De rivier vormt dan een delta. Hij slingert niet alleen, hij splitst zich ook op in meerdere takken. De grootste, de Waal, gaat via Nijmegen naar Rotterdam. De andere tak, de Nederrijn, verandert nog een paar keer van naam om ook bij Rotterdam in zee uit te monden.**

Schermafbeelding 2015-08-20 om 15.44.42

Samen sterk.

Grebbelinie_the_NetherlandsAl deze verschillen overziend lijken de beide rivieren weinig gemeen te hebben. Toch zijn ze beide betrokken bij een van de minder bekende verdedigingswerken van Nederland, de Grebbelinie. Deze waterlinie loopt van Rhenen tot aan Spakenburg en moest de vijand uit het oosten een tijdje ophouden zodat in het westen de Hollandse Waterlinie helemaal in gereedheid kon worden gebracht. Ook langs de Grebbelinie *** zouden grote gebieden onder water worden gezet. Hiervoor werd water gebruikt uit de Eem en haar bronrivieren en uit de Rijn. grebbeberg-silhouetSinds 1940 weten wij in Nederland wat de waarde is van water als hindernis voor de vijand. De Duitsers vlogen er en masse overheen en alleen bij een klein stukje werd kort weerstand geboden en dat was niet omdat het water was, maar een berg, de Grebbeberg.

* Het is niet zo dat de Rijn hier letterlijk doorheen is gebroken. Toen deze gebergten werden gevormd stroomde de Rijn hier al. De Rijn wist het omhoogkomende gebergte steeds snel genoeg af te breken zodat het vandaag lijkt alsof de Rijn er dwars doorheen is gebroken. Ditzelfde proces geldt voor de Maas die door de Ardennen is ‘gebroken’.

** Op de verschillende mondingen van de Rijn door de eeuwen heen kom ik in een ander blog nog terug.

*** zie apart blog over Grebbelinie (zsm beschikbaar)

08
dec
14

De Bruid van Haarlem mag weer wandelen

Avondduinen

Met de avond worden de duinen eenzamer, 

luider aanhoudend wordt het zeegeruis, 

ten schip de van ’t omheen vervreemde kamer, 

een alleen eiland het geluidloos huis. 

Eenzamer dan de duisterende paden, 

die van huis naar ’t eeuwig ruisen gaan, 

is ’t hart dat, onherroepelijk verraden, 

elken dag weer van niets moet voortbestaan. 

J.C. Bloem

BRUID 20060328_0941De woestijn is een van mijn favoriete landschappen. Geen begroeiing die de vormen aan het zicht ontnemen. De indrukwekkende duinen bij Huacachina in Peru of Merzouga in Marokko. Het maanlandschap in de Atacamawoestijn in Chili of de kiezelwoestijn midden in de Libische Sahara. Overal liet de geomorfologie zich in zijn puurste vorm aan mij zien.

Woestijnen in Nederland

Ook in Nederland zijn stukjes woestijn te bewonderen. De stuifzandvlaktes op de Veluwe en elders in Nederland waren ooit een gevaar, maar worden steeds meer gewaardeerd. Eigenlijk zijn de duinen ook een stukje woestijn. Het is alleen jammer dat zij ons tegen het water moeten beschermen. En dat kan het best als ze stevig verankerd op hun plaats blijven liggen. Helmgras beneemt niet alleen het zicht, het zorgt er ook vaak voor dat de duinen niet eens mogen worden betreden.

Bruid KennemerduinenTrouwen ten westen van Haarlem?

Fietsend van Haarlem naar Bloemendaal aan Zee, rijd je langs de zuidkant van de Kennemerduinen*. Het duingebied is hier vrij breed en bestaat voor een groot deel uit paraboolduinen. De paraboolduin met verreweg de mooiste naam is ‘De Bruid van Haarlem’. Niet zo genoemd omdat aankomende echtgenotes hier heengingen om hun aanstaanden stiekem in een duinpan te ontmoeten, maar vanwege het wilgenroosje**. Deze bloem kwam hier vroeger veel voor en als hij eind augustus was uitgebloeid, bleef het witte zaadpluis massaal achter. Door de wind meegenomen, bedekte het de duinen hier als het wit van een trouwjurk.

Duinen en zandstranden

BRUID pilat a2e9a1ac-d394-46ed-be52-18cea61197baOveral waar rivieren in zee uitkomen, wordt zand aangevoerd. Een kust met zandstranden  is het gevolg. Vaak met daar direct achter een zeereep bestaande uit duinen. Soms meer dan honderd meter hoog zoals bij Dune du Pilat in Zuid-Frankrijk, soms zo breed en tientallen kilometers lang zoals aan de Nederlandse kust. Golven en stroming zorgen ervoor dat het zand op het strand komt en de wind doet dan de rest. Soms een handje geholpen door de aanwezige planten die voor enige bescherming zorgen. Wat begint als een klein over het strand lopend heuveltje kan uitgroeien tot een duin van tientallen meters hoogte. Aan de vlakke loefzijde worden de zandkorrels aangevoerd om in de luwte van de steile lijzijde te blijven liggen. Laagje voor laagje groeit de duin niet alleen, maar beweegt hij zich ook met de wind mee. Want de erosie op de loefzijde wordt steeds gecompenseerd door de sedimentatie aan de lijzijde. Aan de kust van Nederland lopen de duinen daarom meestal van het zuidwesten naar het noordoosten.

Lange armen en een loopneus

BRUID parabol-dune-overlappingDe meest voorkomende vorm is de zogenaamde paraboolduin. Dit is een duin die van boven op een maansikkel lijkt waarbij de twee uiteinden, de armen steeds een beetje achterblijven ten opzichte van het hogere deel in het midden. Dit komt doordat de zand over een vochtige ondergrond waait. De laagste en dus natste zandkorrels waaien niet zo makkelijk weg en blijven dus achter. De hogere en drogere zandkorrels lopen voorop en vormen zo de neus van de parabool. Aan de loefzijde van de neus ontstaat zo de kenmerkende duinpan. Zeker als de wind niet uit het zuidwesten waait is het daar heerlijk toeven. Omdat de duinen cruciaal zijn voor de bescherming van Nederland zijn ze eeuwen geleden allemaal beplant met helmgras om verder ‘lopen’ tegen te gaan. Een lopende paraboolduin is een zeldzaamheid in Nederland.

BRUID van haarlem10cd3b54-9131-4806-9ee6-9a1cbd85cb4bDe vrijheid tegemoet

Omdat de Kennemerduinen vrij breed zijn, heeft men het aangedurfd om de Bruid van Haarlem weer de vrije teugels te geven. Een paar jaar geleden zijn alle planten en wortels hier afgegraven zodat uiteindelijk alleen nog het makkelijk door de wind mee te nemen geelwitte duinzand overbleef. Staand op de Hazenberg hebben we niet alleen een prachtig uitzicht tot aan de Noordzee maar kunnen we ons ook een voorstelling maken hoe de Bruid van Haarlem weer aan de wandel gaat. Zeker als de zuidwestenwind ons in de rug blaast.

* Het verhaal gaat dat Henk Hofland van The Nits hier al wandelend inspiratie opdeed voor het lied ‘In The Dutch Mountains.’

** Na een bosbrand is het een van de eerste planten die weer terugkeert. Vandaar ook de Engelse naam Fireweed.

01
dec
14

De Plofsluis, hindernis voor vriend en vijand

Ergens in Nederland

Ergens in Nederland – hevig verscholen

Achter een grachtje – daar weet ik een fort…

’t Is in de buurt van … neen, ’t landsbelang eischt nu,

Dat het niet nader omschreven meer wordt.

 

Ergens in Nederland – weet ik een landstreek,

Waar onze linie van water begint.

’t Is om den hoek bij … neen, ’t landsbelang eischt nu,

Dat je je daaromtrent even bezint!

 

Ergens in Nederland – ’t brand op m’n lippen,

Weet ik een schhur, die geen schuur is, te staan,

Als je rechtsaf slaat… neen, ’t landsbelang eischt weer!

Dat ik niet zeg, waar je rechts af moet slaan.

 

Nederland! Vaderland! – heusch ik kan zwijgen!

‘t Landsbelang eischt het – dus wees maar niet bang!

Maar … ‘ergens in Nederland’ ken ik een meisje

Waar? Dát verzwijg ik uit eigen belang!

Wim Kan (1939 gemaakt) en afgedrukt in soldatenweekblad “De Wacht”

PLOF 260px-The_Netherlands_compared_to_sealevelNederland is een van de weinige landen die het water niet alleen als vijand ziet, maar ook als bondgenoot. Als wij niet al meer dan duizend jaar geleden waren begonnen met het bouwen van dijken, dan zou bijna de helft van ons land met grote regelmaat onder water lopen. Meer dan de helft van Nederland ligt lager dan 1 meter + NAP en daar komt het rivierengebied met zijn deels getemde meanders nog eens bij. Als de nood aan de man is doet de Nederlander wat de natuur ondanks de dijken nog regelmatig deed de afgelopen eeuwen; het lager gelegen gebied onder water zetten.

Ruggengraat

PLOF 250px-Nieuwe_Hollandse_Waterlinie_the_NetherlandsTot bijna 75 jaar geleden de Teutoonse vliegtuigen een illusie deed vervliegen, was de Nieuwe Hollandse Waterlinie de ruggengraat van de verdediging van het economische hart van Nederland. Van Muiden tot Werkendam, van Naarden Vesting tot aan het Fort aan het Steurgat moest het water de vijand buiten Holland houden. Overal werden grote en kleine stukken land zo ingericht, dat met het openzetten van enkele sluizen en het doorsteken van een paar dijken een strook water een onoverbrugbare barrière zou vormen. Enkele zwakkere plekken werden beschermd door forten met intrigerende namen als ‘Het Werk aan de Spoel’, ‘de Westbatterij’ en ‘Fort Spion’.

PLOF Werk aan het Spoel Luchtfoto_ca._1974_bewerktSluitstuk

Soms gingen economie en defensie niet helemaal hand in hand. Zo ook 80 jaar geleden. In 1934 werd een begin gemaakt met de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal. Deels zou dit kanaal het al bestaande Merwedekanaal volgen, maar ten zuiden van Utrecht kwam een nieuw te graven gedeelte dat via Wijk bij Duurstede tot aan Tiel, waar de Waal werd bereikt, zou lopen*. Dit nieuwe kanaal kruiste ter hoogte van Jutphaas de Hollandse Waterlinie en daarmee was deze verdedigingslinie niet meer sluitend. De eenvoudigste oplossing zou hier de aanleg van sluizen zijn geweest. Om twee redenen werd dit niet gedaan. Het Amsterdam Rijnkanaal moest een waterweg worden met zo min mogelijk obstakels zodat er geen onnodig tijdverlies zou optreden. Het waterniveau tussen Lek en Amsterdam kwam op hetzelfde niveau te liggen. Daarnaast zou in geval van oorlogsnood het sluiten van een sluis te veel tijd kosten. Er moest een ander sluitstuk komen.

PLOF plofsluisPloffen

In 1937 werd begonnen met de bouw van wat officieel ‘de Keersluis te Jutphaas bij km 43’ werd genoemd. Maar vanwege de werking is het al snel onder zijn bijnaam bekender geworden. In plaats van sluizen werd een grote betonnen bak boven het kanaal aangelegd. Deze bak, bestaande uit vijf parallelle compartimenten, beschikte over een relatief dunne gewelfde bodem. De compartimenten konden worden gevuld met 40 miljoen puin en zand. In geval van nood zou de bodem worden opgeblazen zodat puin en zand direct het kanaal konden afsluiten tot 2,5 meter + NAP. Toen in 1940 de oorlog uitbrak was deze Plofsluis nog niet klaar. Hoewel zijn overbodigheid datzelfde jaar was aangetoond, werd er in de oorlog nog wel gebouwd aan de sluis. Deze bijzondere keersluis is echter nooit helemaal afgebouwd. Toen in 1952 het Amsterdam-Rijnkanaal werd geopend lag het werkeloos als lompe brug zonder verkeer boven de waterweg.

Overbodig

PLOF 05248000_plofsluis_nieuwegeinToen in de decennia daarna het Amsterdam-Rijnkanaal steeds drukker bevaren werd, kwam de plofsluis steeds meer in de weg te liggen. Het kanaal kon hier niet worden verbreed en de doorvaarhoogte werd ook steeds meer een belemmering. Het opruimen van het betonnen gevaarte was echter ook te kostbaar. Toen in 1981 tot verbreding werd overgegaan, werd het Amsterdam-Rijnkanaal hier gewoon om de Plofsluis heen geleid. Wanneer schepen vanuit het zuiden komen aanvaren lijken ze recht op de Plofsluis af te stevenen, om op het laatste moment met een kleine boog de bocht naar Utrecht in te zetten. De onwetende automobilist die op de N408 van Nieuwegein naar Utrecht op de brug over het Amsterdam-Rijnkanaal naar rechts kijkt, vraagt zich af welke brug daar nooit is afgebouwd. Toch is er een bestemming voor de vijf enorme betonnen bakken gevonden.  Sinds 1978 heeft schietvereniging Ultrajectum hier de beschikking over enkele fraaie overdekte schietbanen.

PLOF AR Kanaal* Wat betreft de verschillende varianten voor het Amsterdam-Rijnkanaal werd uiteindelijk voor het zogeheten ‘Plan-Mussert’ gekozen. Deze latere bruine baas van de NSB, bedacht als hoofdingenieur van de Utrechtse Waterstaat eind jaren ’20, begin jaren ’30 het plan om tussen Amsterdam en de Lek het waterpeil op één niveau te houden en daarmee de sluizen weg te kunnen laten. Daarmee werd het Amsterdam-Rijnkanaal niet alleen een kortere, maar ook een snellere vaarroute. Vandaag de dag is dit met bijna 90.000 schepen per jaar, het drukst bevaren kanaal ter wereld.

17
nov
14

Meteorieten in Nederland; kanonskogels en kapotte dakpannen

Het is 2 juni 1843, 8 uur ‘s avonds. Willem Ooms, de knecht van Jan Teunisse Bosch is bezig de paarden van het land te halen. Plots schrikken hij en de paarden als zij kort achter elkaar vier knallen en een hoge fluittoon horen. Geschrokken kijkt Willem in de richting van Fort Blaauwkapel. Vijfentwintig jaar geleden gebouwd, kort nadat de Fransen ons land hadden verlaten, moet dit fort Holland beschermen tegen toekomstige vijanden. Hij heeft nog nooit eerder kanongebulder bij het fort gehoord. De fluitton wordt steeds luider en net als hij verder wil lopen, werpt vlak voor hem een voorwerp ter grootte van een kanonskogel een fontein van zand omhoog. Als het weer rustig is en er niet nog meer kogels volgen, loopt hij erheen en ziet een gat van bijna drie voet diep. Snel brengt Willem de paarden naar de stal en rent terug met de spade over de schouder. Hij begint te graven en als de klei plaatsmaakt voor zand, ziet hij dat het geen kanonskogel is. Het is een voorwerp met een ietwat onregelmatige, langwerpige gedaante. Als het gat groot genoeg is tilt hij met de nodige moeite het voorwerp eruit. Hij schat het gewicht op ongeveer 15 Nederlandse ponden. Het raadselachtige lichaam is vrijwel geheel bedekt met een zwarte verbrande korst, die slechts op een plek is beschadigd. Hier ziet hij de grijze stof van de steen tevoorschijn komen. Hij besluit de steen naar zijn boer te brengen.

Jeugdige fascinatie

Utrecht VallendeSter_1Al van jongs af aan ben ik gefascineerd door het buitenaardse. In eerste instantie natuurlijk door Ufo’s en buitenaardse wezens. Boeken als ‘Waren de Goden Kosmonauten’ van Erich von Däniken en ‘Zij kwamen van andere Planeten’ van Peter Kolosimo heb ik tijdens mijn puberale zoektocht verslonden. Ondertussen staan ze al tientallen jaren onaangeroerd ergens onopgemerkt in een van mijn vele boekenkasten. Het was dan ook logisch dat uit mijn profielkeuze tijdens de middelbare school bleek dat ik iets in de ruimtevaart wilde gaan doen. Ik heb er mijn pakketkeuze op aangepast, maar toen ik echt moest kiezen besloot ik toch dichter bij huis te blijven en ging ik Fysische Geografie studeren. Op aarde was ook nog zoveel moois te ontdekken. Al ga ik in augustus toch steevast pas naar bed als ik minstens één ‘ster’ uit de Perseïden heb zien vallen.

Utrecht Meteor_Crater_Near_Winslow_ArizonaGeen getuigen

De meeste van deze meteorieten bereiken nooit het aardoppervlak. De rest is meestal te klein om een gat te kunnen slaan. Het is alleen al het fascinerende beeld van de lichtstreep die deze ‘vallende sterren’ achterlaten. Een enkele keer is een meteoriet groot genoeg om schade aan te richten. Zo zijn de dinosauriers 65 miljoen jaar geleden waarschijnlijk uitgestorven door de inslag van een enorme ruimtebrok ergens voor de oostkust van Mexico. Een van de mooiste kraters vinden we in Arizona, de Barringerkrater met een doorsnee van bijna anderhalve kilometer. De meteoriet die hier insloeg was zlef waarschijnlijk ‘slechts’ 50 meter groot. Ook in Europa vinden we verschillende inslagkraters. De grootste vinden we in Rusland. Deze Popigaikrater heeft een diameter van maar liefst 100 kilometer. De meteoriet die hier insloeg had een doorsnee van 5 tot 8 kilometer. De druk tijdens de inslag was zo groot dat al het grafiet in de bodem direct in diamant veranderde. Waarschijnlijk werd hier meer diamant gevormd dan er elders van nature op aarde aanwezig is. Dichterbij is er nog een krater vaag zichtbaar in het midden van Zweden. Een deel wordt gevormd door het meer Siljan. Deze grotendeels geërodeerde krater heeft een doorsnee van 52 kilometer. Ook bij onze oosterburen bevindt zich een grote krater. De Nördlinger Ries in Zuid-Duitsland heeft een diameter van 24 kilometer is alleen vanuit de lucht als dusdanig herkenbaar. Al deze kraters zijn miljoenen jaar oud en los van nu uitgestorven diersoorten was er niemand die de meteorieten heeft zien neerkomen.

Utrecht 800px-Kaali_main_crater_on_2005-08-10.3Voer voor legendes

Dat is niet het geval bij de kraters bij Kaali in Estland. De grootste krater is ‘slechts’ 100 meter in doorsnee. De kleinere kraters in de buurt zijn brokstukken van een en dezelfde meteoriet die vlak voor de inslag uit elkaar is gevallen. Dit gebeurde ongeveer 6000 jaar geleden. De gebeurtenis heeft toch zoveel indruk gemaakt dat het terugkomt in de Kalevala, het nationale epos van Finland. In de eeuwen daarna is dit een heilige plek geweest waar offers voor de goden werden gebracht.

Utrecht Verwoesting_GlanerbrugOngeschikt voor kraters

Ook in Nederland  zijn de laatste eeuwen enkele meteorieten naar beneden gekomen. Zonder overigens een krater te veroorzaken. Helaas hebben wij daar ook niet de bodem voor. Zelfs een iets grotere meteoriet – en dank daarbij aan decimeters – zou door de drassige veenbodem worden opgenomen en direct weer worden bedekt. Dit lot was menig vliegtuig in de Tweede Wereldoorlog ook beschoren. Gelukkig wonen we hier met velen en kijken we regelmatig omhoog als plots een lichtstreep langs de hemel trekt. Zo ook op 7 april 1990 toen er in grote delen van Nederland en Duitsland een grote vuurbol te zien was. Volgens sommigen bijna net zo helder als de volle maan. De meteoriet sloeg in in een huis aan de Gronausestraat in Glanerbrug vlakbij de grens met Duitsland. In het huis – dat inmiddels is afgebroken – werden een dag later op zolder stukjes dakpan en andere steentjes gevonden. De familie uit het huis en de politie Twente dachten eerst aan vandalisme of inbraak. Er is toen een onderzoek ingesteld en de stukjes van de meteoriet zijn meegenomen als bewijsmateriaal. Na het onderzoek en getuigenverhoor van sterrenwachten en andere onderzoekers is gebleken dat het om een meteoriet ging.

Utrecht kaart UtrechtVoor de wetenschap

De grootste meteoriet die in Nederland is gevonden, kwam op 2 juni 1843 iets ten noorden van de stad Utrecht naar beneden. Vlakbij het plaatsje Blauwkapel, waar ook toen al het gelijknamige fort stond, werd de bijna 7 kilo zware ‘De Utrecht’ door Willem Ooms, de knecht van Jan Teunisse Bosch uit het weiland gehaald. Een paar kilometer westelijker, waar nu de huizen van de Utrechts wijk Overvecht staan, werd vrijwel tegelijkertijd nog een meteoriet gevonden. Deze ruim 2,5 kilo zware steen, ‘Het Loevenhoutje’ werd door boer Johannes Verweij uit zijn weiland gehaald. Hij verkocht de steen later aan een dakpannenbakker die hem op zijn beurt aan de Hogeschool Utrecht schonk. Zodoende is dit stukje meteoriet uiteindelijk in de collectie van de Universiteit Utrecht beland. Vanwege allerlei onderzoek iets kleiner dan toen de steen ruim 170 jaar geleden werd gevonden. Naar de knallen te oordelen hoorde deze steen bij de grotere ‘De Utrecht’. Bij het binnendringen van de aarde atmosfeer is de meteoriet in stukken gebroken en in meerdere kleinere brokken neergekomen. Vandaag de dag zouden de andere brokstukken waarschijnlijk ook zijn gevonden. Het was trouwens een geluk dat de meteoriet  niet een tiental kilometer verder naar het westen was neergekomen. Blauwkapel ligt niet al te ver van de Utrechtse Heuvelrug. Daarom bevindt zich hier op 1 meter diepte al zand. Verder westwaarts zit het zand soms tientallen meters diep. Een meteoriet was daar niet meer teruggevonden.

utrecht komeetVoor eigen gewin

Wat er daarna precies met ‘De Utrecht’ is gebeurd, blijft tot op de dag van vandaag een raadsel. Het enige wat we zeker weten is dat de meteoriet tegenwoordig in de kelder van het Natuur Historisch Museum van Boedapest in Hongarije ligt. Waarschijnlijk heeft boer Jan Teunisse Bosch het stuk steen voor goed geld weten te verkopen. Een jaar later kocht hij namelijk een mooie boerderij en enkele stukken land. Hij boerde daarna zo goed dat hij in 1861 een nieuwe boerderij liet bouwen die hij de toepasselijke naam Eben Haëzer, ‘Steen der hulp’, gaf. Ook van Willem Ooms ontbreekt elk spoor. Hopelijk heeft de boer zijn knecht wel enigszins beloond.

10
nov
14

De zandmotor: Kan de natuur Nederland beschermen?

Zandmotor AllerheiligenvloedGezegend met een lange rij hoge duinen kon het westen van Holland de laatste eeuwen redelijk rustig slapen. Elders zijn Nederland en de zee al eeuwenlang in een hevige strijd verwikkeld. Het is lastig te zeggen wie er op dit moment op punten voorstaat. De Zuiderzee is niet meer en de IJsselmeerpolders zijn getuigen van Hollands Glorie. Maar tegelijkertijd slaat de zee met grote regelmaat terug. De Middeleeuwse kronieken staan bol van de vloeden die de heilige van zo’n rampdag er niet populairder op maakten. De laatste harde klap werd weliswaar alweer 61 jaar geleden uitgedeeld, maar ook de kleine tikjes waarbij stukken strand en duin in zee verdwenen, tonen de kwetsbaarheid van Nederland aan.

Steeds hoger

zandmotor terp-tekeningVoordat de dijk was ‘uitgevonden, ging de mens al de strijd met het water aan. Vooral in wat nu Friesland en Groningen is, hielden de toenmalige boeren op terpen en wierden hun voeten en hun vee droog. Ongeveer 1000 jaar geleden werd begonnen met de aanleg van dijken. In het noorden, langs de Zuiderzee, in Zeeland en op de Zuid-Hollandse eilanden en daar waar de duinen niet sterk genoeg waren zoals bij zandmotor deltawerkenPetten. Na elke overstroming werden de gaten gedicht en de dijken verhoogd. Na 1953 werden alle dijken op Delta-hoogte gebracht en werd gehoopt dat Nederland de komende eeuwen veilig zou zijn. Deze dijken zouden het pas begeven als er een superstorm zou opsteken die slechts één keer in de 4000 jaar voorkomt. In de jaren ’90 bleek de delta-hoogte alweer achterhaald en doemde er een nieuw gevaar op; het broeikaseffect.

Warmer, maar ook natter

Door het broeikaseffect smelten de ijskappen en daardoor gaat de zeespiegel stijgen. Tevens zal de frequentie waarop zware stormen onze kust gaan teisteren toenemen. Zelfs de Hollandse duinenrij is zandmotor zandsuppletieniet meer vanzelfsprekend veilig. Extra maatregelen zijn noodzakelijk. In de jaren ’90 van de vorige eeuw is men daarom niet alleen de dijken nog verder gaan verhogen, maar met grote regelmaat werd het strand ook versterkt door middel van zandsuppleties. Wanneer de zee weer een klein tikje had uitgedeeld, werd zand uit dieper water opgezogen en op het aangetaste stuk strand gespoten. Omdat dit een erg arbeidsintensieve en dure aangelegenheid is, ontwikkelde men een paar jaar geleden een methode waarbij de natuur zelf het werk moet doen.

zandmotor fotoDe zandmotor

Vlakbij Den Haag, tussen Kijkduin en Ter Heijde werd in 2011 tussen maart en oktober, als de zee op zijn kalmst is, een enorme zogenaamde zandhaak aangelegd. Eigenlijk werd een gewoon een enorme berg zand aan het strand vastgeplakt. Toen deze ‘zandmotor’ in november 2011 klaar was, lag hier een klein schiereiland van 128 hectare en stak het bijna een kilometer de zee in. Het is de bedoeling dat wind, water en getij nu hun werk gaan doen. Het zand van deze zandmotor moet zich de komende 20 jaar langs de kust tussen Hoek van Holland en Scheveningen verspreiden. Zonder dat de mens er ook maar iets aan hoeft te doen. Dat laatste is niet helemaal waar. De zandmotor wordt nauwlettend in de gaten gehouden. Mannen op waterscooters varen regelmatig rond het schiereiland om de zandbeweging langs de kust te monitoren. Op de zandmotor staat ook nog eens een 40 meter hoge mast, de Argusmast. Met 8 camera’s als argusogen, wordt van alle kanten de beweging van het zand gefilmd. Op deze manier probeert Rijkswaterstaat een beeld te krijgen van het succes van de zandmotor. In 2016 volgt een eerste tussenrapport. In 2021 moet blijken of het een succes is. Misschien wordt deze methode dan ook elders toegepast. Is de zee dan eindelijk K.O.?

Lees hier alles over de zandmotor.

03
nov
14

De Lange Heul; toen de wind vrij spel had in ’t Gooi

Zittend op het bankje bovenop de Lange Heul kijk ik naar het noorden. In de ‘diepte’ – een hoogteverschil van enkele meters is in dit deel van Nederland als snel enorm – strekt de Bussumerheide zich uit. Aan de rand verbergt een rij bomen het grootste deel van Bussum. Alleen enkele kerktoren prikken er bovenuit. Daar ergens stond de wieg van de hedendaagse televisie. Op 2 oktober 1951 vond vanuit studio Irene, gevestigd in een voormalige kerk, de allereerste landelijke televisieuitzending plaats. Achter mij weet ik omroepdorp Hilversum. Daar bracht ik mijn jeugd door, omdat mijn vader werkzaam was bij de VARA. Ik ken de heide hier dan ook op mijn duimpje. Over het ontstaan leerde ik pas veel later. Toen ik in Utrecht studeerde en Hilversum definitief achter mij had gelaten.

Alle ruimte voor de rivieren

Rivieren NL vlak voor ijstijdNet als het grootste deel van “vlak” Nederland heeft ook het Gooi vorm gekregen in het Pleistoceen. Dit is de tijd met warmere maar vooral koudere perioden, de ijstijden. Het zijn met name de laatste twee ijstijden van dit tijdvak die hun stempel op het landschap hebben gedrukt. Daarvoor waren vooral de Rijn en de Maas hier heer en meester.

Voordat ongeveer 150.000 jaar geleden Nederland werd bedekt met een dik pakket ijs, maakte dit gebied deel uit van een grote delta. Deze delta was opgebouwd door rivieren uit het zuiden, de voorlopers van de Rijn en de Maas en soms ook door rivieren uit het oosten, de voorlopers van de Eems, de Weser en de Elbe. De afzettingen van beide riviersystemen zijn duidelijk van elkaar te onderscheiden. De zuidelijke rivieren zetten over het algemeen donkere, mineraalrijkere zanden en grinden af, terwijl het zand en grind dat door de oostelijke rivieren werd neergelegd witter en kwartsrijker was. In warmere tijden waren deze rivieren meestal meanderend, stroomden zij traag door het oneindige laagland en was het materiaal dat werd neergelegd fijnzandig. In koudere tijden waren de rivieren meestal verwilderd. Door het steilere verhang stroomden de rivieren sneller. Door deze hogere snelheid en doordat er vanuit de minder begroeide omgeving meer materiaal in de rivieren terecht kwam werden er toen vooral grovere zanden en grind neergelegd. Door het sterk wisselende karakter van de afvoer van deze rivieren is de korrelgrootteverdeling van de zanden niet erg gelijkmatig. Het ene moment voerde de rivier veel water en werden alleen grinden afgezet, het volgende moment was er minder water aanwezig en werden er ook grove zanden neergelegd. Bij de meanderende rivieren was de waterafvoer en daarmee ook de afzetting veel gelijkmatiger en vond er niet veel variatie in de korrelgrootte van het materiaal plaats.

Het ijs rukt op

de-kei-van-hilversumAan het einde van de koude periode, het Saalien, voorlopig de voorlaatste ijstijd die Europa heeft geteisterd, was het zo koud dat het landijs ook Nederland bereikte. Langs de lijn Haarlem, Utrecht, Nijmegen bulldozerde dit ijs grote stuwwallen omhoog. De afzettingen uit de delta werden in grote schubben opgeduwd en kwamen op sommige plaatsen tot op bijna 30 meter hoogte te liggen. Deze stuwwallen werden opgestuwd door de ijslob die via het huidige dal van de Eem en de huidige Gelderse Vallei naar het zuiden opdrong. Naast de stuwwal van het Gooi werden door deze ijslob ook de Utrechtse Heuvelrug en de stuwwal van Ede-Wageningen opgeduwd. In het Gooi zijn tenminste twee stuwingsfasen te onderscheiden. De eerste stuwingsfase heeft de stuwwal van Hilversum gevormd en de tweede de stuwwal van Huizen\Laren. Bij deze tweede stuwwing werd het Eemdal tot een diepte van 70 meter beneden NAP uitgeschuurd. Overal waar het ijs heeft gelegen is aan de onderzijde keileem afgezet. Dit is materiaal, varierend van fijne leem tot grove stenen en grind met soms een zwerfkei, dat in Scandinavië reeds door het ijs is meegenomen. Op de lange weg naar het zuiden is dit materiaal onder het ijs grotendeels vermalen en tot keileem verworden. In Hilversum staat in het centrum een steen met de toepasselijke naam “DE KEI” die ook uit het keileem afkomstig is.

Er is ook water

landscape-stuwwallenGelijktijdig met de stuwing vond al in belangrijke mate ijsafsmelten plaats. Dit ijssmeltwater zocht zich een weg door de lagere punten in de reeds gevormde stuwwallen. Als een waaier werd zo langs de rand van het ijs een zoom van ijssmeltwaterafzettingen gevormd. Zo’n sandr was voornamelijk opgebouwd uit materiaal afkomstig uit de stuwwallen. In sommige gevallen werden deze afzettingen vlak voor de zich nog uitbreidende ijslob neergelegd.

De sandr werd in deze gevallen overreden en deels opnieuw gestuwd. Ook tijdens het terugtrekken van het ijs ging dit proces van sandr-vorming door. Deze nieuwe sandrs werden niet meer door het ijs overreden en gestuwd. Zo werd het gebied tussen de twee stuwwallen geheel opgevuld met sandr-materiaal.

Gedurende deze tijd waren de rivieren die normaal hierlangs stroomden gedwongen een westelijkere route te volgen. Het ijs blokkeerde de weg naar het noorden. Na het verdwijnen van het ijs waren het de stuwwallen die een verdere doorgang naar het noorden van de Rijn en de Maas verhinderden. Nog steeds stromen de Rijn en de Maas in Nederland naar het westen naar de Noordzee. Wel probeert met name de Rijn het een en ander van de stuwwallen af te knabbelen, maar erg ver is hij nog niet gekomen.

EemienTussendoor even aangenaam warm

In de warme periode die op het Saalien volgde, het Eemien, steeg de zeespiegel gestaag. Het dal van de Eem en de Gelderse Vallei die door het ijs tot grote diepte waren uitgesleten maakten in die tijd deel uit van de Eemzee. Langzaam maar zeker werden deze dalen weer opgevuld. Voornamelijk door schelpenhoudende klei, dat op sommige plaatsen nu nog 50 meter dik is. Aan de randen kwamen ook nog erosieresten van de sandrs en de stuwwallen in de dalen terecht. Aan het einde van het Eemien waren het Eembekken en de Gelderse Vallei vrijwel geheel opgevuld.

Een ijskoude wind steekt op

weichselienOngeveer 70.000 jaar geleden werd het weer kouder en breidde het landijs zich opnieuw vanuit Scandinavië uit. Ditmaal bereikte het ijs Nederland niet en kende het een poolwoestijnklimaat. Gedurende deze periode, het Weichselien, was er vrijwel geen sprake van enige vegetatie en de bodem was lange tijd permanent bevroren. Door deze permanent bevroren ondergrond, de permafrost, kon het sneeuwsmeltwater aan het einde van de lente niet in de bodem wegzakken. Het water stroomde langs de oppervlakte af en dankzij de schurende werking hiervan werden in de stuwwallen en de sandrs zogenaamde sneeuwsmeltwaterdalen uitgesleten. Met het verdwijnen van de permafrost verdween ook het watervoerende karakter van de dalen. Alleen bij hevige regenval of bij sneeuwsmelt na een strenge winter stroomde er nog wel eens water door de overigens droge dalen. Tot voor 50 jaar zorgde bij hevige regenval de kanaalwerking van deze dalen ervoor dat men in het centrum van Hilversum met wateroverlast te maken kreeg. Vandaag de dag zijn deze dalen nog duidelijk te herkennen als langgerekte laagtes op de Hilversumse heide.

Lange HeulGedurende de drogere perioden tijdens het Weichselien had niet het water maar de wind vrij spel. Het naakte zand, dat overal onbeschermd aan het oppervlakte lag, was een makkelijke prooi voor Aeolos. Het door de voornamelijke westenwinden meegenomen zand werd oostelijker als een deken weer neergelegd. Soms werd dit dekzand ook in ruggen en duinen afgezet. Een mooi voorbeeld hiervan is de Lange Heul op de Bussumer heide. Samen met zijn zuidelijke broertje ligt deze dekzandrug mooi west-oost. Deze 2 kilometer lange en ongeveer 3 meter hoge rug bestaat voor een dekzandrug uit relatief grof materiaal. Het materiaal is van zeer lokale herkomst, want veel verder kan de wind materiaal dat zo grof is niet verplaatsen.

Mediterrane warmte?

Het_Gooi10.000 jaar geleden werd het weer warmer, was het Weichselien ten einde en begon de periode waarin we nu leven, het Holoceen. Door de stijgende temperatuur smolten de ijskappen en langzaam maar zeker steeg de zeespiegel weer naar een “normaal” niveau. Het westen van Nederland werd steeds vochtiger en tot aan de voet van de stuwwallen vond veenvorming plaats. Hiertussen zochten riviertjes als de Eem en de Vecht hun weg naar het noorden, naar de Zuiderzee. In het noordelijkste deel van het Eemdal was er op een gegeven moment zelfs weer sprake van zee-invloed, toen de Zuiderzee steeds verder opdrong. Dit gevaar is door de aanleg van de afsluitdijk voorlopig geweken.

Misschien dat een toekomstige zeespiegelstijging ten gevolge van het verkeerd omgaan met onze aarde ertoe leidt dat Hilversum alsnog aan zee komt te liggen. Zittend op het bankje op de Lange Heul zie ik dan misschien beneden mij het brede strand van het mediterrane eiland Hilvergooi.

27
okt
14

Reimerswaal; het veen, het zout en de ondergang

Daer by quam, dat men by ondervindinghe leerde, dat het uytdelven van den Darinck, t’zy tot berninghe, t’zij tot maecken van het soudt, de dijcken ende het landt, ontrent de Zee gheleghen, te seer verswacte ende ontbloote; waer over t’selve by de Keuren van Zeelandt werdt verboden.

Boxhorn, Chroniick van Zeelandt 1644

veen ZW NLAls we het over veengebieden in Nederland worden die in het westen van het land, die in het noorden en soms ook nog die in het oosten van Brabant vaak genoemd. Dat er ook in het westen van Brabant en oosten van Zeeland en op de Zuid-Hollandse eilanden uitgebreide veengebieden waren weten weinigen. Dat komt ook doordat er vrijwel niets meer van te zien is. Waar in en rond Loosdrecht prachtig kan worden geschaatst, is er in de buurt van plaatsen als Zierikzee, Steenbergen en Dordrecht weinig meer dat aan dit sompige verleden herinnert. De oorzaak hiervan; zout!

De zee geeft

moerneringNet als op veel plaatsen in Nederland bevonden zich ook op de grens van Brabant, Zeeland en de Zuid-Hollandse eilanden uitgestrekte veengebieden. Veen wordt hier Moer genoemd. Plaatsnamen als Moerdijk, Moedergestel en Moerkapelle herinneren hier nog aan. Wat deze veengebieden zo bijzonder maakte, was dat ze regelmatig overstroomd werden door het zeewater. Dit zorgde ervoor dat het veen doordrenkt raakt van zout water en dat het bedekt werd met een laag zeeklei. Zo’n laag veen bedekt met klei heet in deze regionen darink of ook wel derrie. Omdat zout schaars was in de Lage Landen (Holland & Vlaanderen) werd het veen niet alleen gestoken om als brandstof te dienen, maar ook voor de zoutwinning. Met een mooi woord heet dit darink delven.

Binnen of buiten de dijken.

darink delvenHet darink delven in deze regio begint vanaf 1100 op grote schaal plaats te vinden. Tussen de vele kreken en geulen in dit gebied bevonden zich allemaal kleinere en grotere eilanden die vaak waren bedijkt om de bevolking droge voeten te laten houden. Het veen dicht bij de geul had een dunnere laag klei dan verderaf. Dit was dus makkelijker te winnen. Nadeel was wel dat dit buitendijks lag en bijna dagelijks overstroomde. Om dit toch winbaar te maken werden buitendijks lage, zogenaamde moerdijken aangelegd zodat de turfstekers relatief veilig hun werk konden doen. Nadeel van dit darink delven was dat het maaiveld steeds lager kwam te liggen en de zee makkelijker stukken land kon eroderen. De geulen werden daardoor steeds breder. Dit was ook de reden dat het binnendijkse darink delven op veel plaatsen slechts beperkt voorkwam en op sommige plaatsen zelfs helemaal werd verboden. Dit gold al in de 15e eeuw voor geheel Zeeland zoals wij in de Chroniick van Zeelandt uit 1644 kunnen lezen.

Welvaart

zoutkeetEen deel van de op deze manier gedolven darink werd als brandstof gebruikt, maar het meest werd verbrand om zout uit te winnen. De as van de verbrande darink werd ‘zel’ of ‘sel’ genoemd. Daarom heet dit proces van zoutwinning ook wel selnering. Het zout werd dan geraffineerd in een ‘zoutkeet’. Hier werd eerst van zel en zeewater pekel gemaakt. Deze pekel werd in een ‘pan’ een metalen vat, ingedampt tot keukenzout (NaCl). Dit zout werd naast de zoutkeet in de ‘denne‘ te drogen gelegd. Eenmaal droog werd het zout vooral naar Vlaanderen verscheept naar steden als Antwerpen, Gent en Brugge. Deze zouthandel zorgde voor een grote welvaart in het gebied tussen pakweg Dordrecht en Roosendaal. Met de import van goedkoper steenzout uit onder andere Frankrijk kwam hier aan het eind van de 15e eeuw een eind. Omdat dit zout nog geraffineerd moest worden, was nog wel darink als brandstof nodig. De Zoutkeet en de Denne bleven hun functie houden, maar door het verminderen van de handel viel de grootste bron van welvaart langzaam maar zeker weg.

De zee neemt

Sint_Elisabethsvloed_1421Ook de natuur begon zich steeds meer te mengen in de discussie of het darink delven nog lucratief was. Ik wil hier twee grote rampspoeden noemen. Allereerst is daar in 1421 de St. Elisabethsvloed. De noordwesterstorm gevolgd een zeer hoge stormvloed en geholpen door een hoge waterstand in de rivieren door een zeer natte periode zorgde voor veel overstromingen in Zuid-Holland, Brabant en Zeeland. De gevolgen werden nog eens vergroot doordat door de Hoekse en Kabeljauwse twisten, waarbij Geertruidenberg en Dordrecht elkaar bestreden, de dijken slecht waren onderhouden. Daarnaast was door het darink delven met name het buitendijkse gebied langs de kreken en geulen extra kwetsbaar geworden. Dit had tot gevolg dat grote stukken land voor lange tijd aan de zee moest worden teruggegeven. Ook de Biesbosch dankt zijn ontstaan aan deze vloed. In de komende decennia verdween het grootste deel hier onder water. Vooral Dordrecht is deze klap nooit meer te boven gekomen. Al lag Geertruidenberg vanaf nu wel op veilige afstand.

Het einde van een stad aan de Schelde

ReimerswaalEen andere storm die in dit verhaal genoemd moet worden is de St. Felixvloed* van 1530. Deze ramp deed zich voor zaterdag 5 november 1530, een dag die later als ‘quade saterdach’ bekend zou worden. Deze ramp trof vooral Vlaanderen en Zeeland. Het gebied ten oosten van Yerseke overstroomde is zijn geheel. 18 dorpen en de stad Reimerswaal werden bijna helemaal van de kaart geveegd. Vandaag de dag is dit gebied, dat nooit meer op de zee is teruggewonnen, bekend als het ‘Verdronken land van Zuid-Beveland’. Ook hier speelde de verzwakking van de kust ten gevolge van het darink delven een rol.

Het is iets te makkelijk om deze vloed als het einde van de selnering en Reimerswaal te bestempelen. De selnering was al bijna een halve eeuw op zijn retour en dat gold ook voor de welvaart van Reimerswaal. Het stadje was rijk geworden tijdens de zoutjaren, maar de grootste rijkdom lag al een paar generaties terug. Het hoge gedeelte van Reimerswaal bleef weliswaar gespaard, maar meerdere stormvloeden in de jaren erna isoleerden Reimerswaal steeds meer. Ook de keuze van het stadje om in de Tachtigjarige Oorlog voor Spanje te kiezen pakte slecht uit. In 1573 brandden de geuzen wat nog over was plat. Zelfs de handel in meekrap** kon Reimerswaal niet meer redden. In de 17e eeuw restte er nog een eiland en enkele vervallen huizen. In de 18e eeuw verdween ook dat stukje in de golven en in 1978 bouwde rijkswaterstaat in het kader van het Deltaplan hier de Bergse Schutsluis. Wat ooit een welvarend stadje aan de Schelde was verdween nu onder het asfalt als onderdeel van de Oesterdam.

* Felix is latijn voor gelukkig

** Meekrap kwam in de 15e eeuw uit Azië naar Nederland. Vooral op de goed bemeste kleigronden van Zeeland en de Zuid-Hollandse eilanden deed dit plantje het prima. Meekrap werd toen veel gebruikt als rode kleurstof.




Archief

Populairste koppelingen