Deze onbekende enclave is de laatste weken midden in het wereldnieuws terechtgekomen. Gelegen vlakbij de belegerde stad Kobani is het de vraag of er nog Turkse militairen zijn en of het graf niet ten prooi is gevallen aan de strijders van ISIS. Hoe een piepklein stukje Turkije in Syrië een geopolitieke speelbal werd.
De opa van
Het Ottomaanse Rijk was in 1683 op zijn grootst. Naast Turkije heersten de Ottomanen over het land van de Eufraat en de Tigris, het huidige Syrië en Irak, de landen langs de Rode Zee en de oostelijke Middellandse Zee, Noord-Afrika tot voorbij Algiers, tot aan de Kaspische Zee bij Bakoe, rond de Zwarte Zee en op de Balkan tot vlak voor Wenen. De hoofdstad van Oostenrijk had zojuist het laatste beleg afgeslagen, vooral dankzij de hulp van Poolse en Duitse zijde. Dit machtige rijk was een kleine vier eeuwen eerder, in 1299
gesticht door Osman I. De kiem van dit rijk lag in een klein gebied iets ten zuiden van Constantinopel dat toen nog tot het Byzantijnse Rijk hoorde. Hier was zijn vader, Ertugrul met hun stam, de Kayi clan enkele jaren daarvoor neergestreken. Diens vader en dus de opa van Osman I, was een zekere Suleyman Shah. Daar is niet veel meer over bekend dan dat hij in Eufraat verdronk op de vlucht voor de Mongolen onder leiding van de erfgenamen van Dzenghis Khan.
Kasteel boven water
Volgens de overlevering gebeurde dit vlakbij het kasteel van Qal’at Ja’bar. Het kasteel, gelegen aan de linkeroever van de rivier, kreeg dan ook in de eeuwen erna de bijnaam Mezar-i-Turk, het Graf van de Turk. Om deze claim kracht bij te zetten liet Sultan Abdulhamid II (1876-1909) hier een heuse graftombe bouwen. Dit stukje grond werd voor de Turken zo belangrijk dat het bij het Verdrag van Ankara in 1921 een aparte status kreeg. Tijdens deze onderhandelingen werd het Ottomaanse Rijk in stukjes geknipt, ontstond het tegenwoordige Turkije en werd het huidige Syrië, waar de grafrombe zich bevond, een Frans protectoraat. In artikel 9 van het verdrag werd afgesproken dat het gebied rond de graftombe Turks zou blijven. Dit bleef ook zo nadat Syrië na april 1946 helemaal onafhankelijk werd. Totdat in 1968 besloten werd tot de aanleg van de Tabqa Dam, stroomafwaarts van Qal’at Ja’bar. Langzaam maar zeker liep het gebied rond de graftombe vol met water. In 1974 ontstond op deze manier het grootste stuwmeer van Syrië, het Assad-meer. Voor het zover was, werd er echter al ingegrepen.
Unieke verhuizing
Om te voorkomen dat de tombe onder water zou verdwijnen, werd besloten tot een unieke verhuizing. Niet alleen de tombe, maar ook de enclave werd verplaatst. Een kleine 80 kilometer noordelijker werd de graftombe op een schiereilandje in de Eufraat, eveneens op de linkeroever, opnieuw opgebouwd. In 1973 werd hier de Turkse vlag gehesen en sindsdien bevindt de enclave zich hier op nog geen drie kwartier rijden van Kobani en de Turkse grens. Bij mijn weten is dit de enige verhuizing van een enclave in de wereld ooit.
Excuus tot (niet) ingrijpen
Het is onduidelijk of de tombe op dit moment in handen is van de strijders van ISIS. Turkse rechters hebben een eventueel Turks ingrijpen in Syrië goedgekeurd, mocht dit het geval zijn. Waarschijnlijk had Turkije dit al gedaan als het met deze actie niet vooral de Koerden had geholpen. Misschien was het beter geweest als de verhuizing niet had plaatsgevonden. Het kasteel van Qal’at Ja’bar ligt nog steeds boven water en is nu een eiland in het stuwmeer. Verder van het front met ISIS was het zo misschien wel makkelijker te verdedigen geweest.
Laatste reacties