10
jan
16

Kockengen, luilekkerland dankzij de cope-ontginning?

 

 

Hoe het was in Luilekkerland

Ik ben er vroeger veel geweest,

het was er alle dagen feest,

het heette daar: Luilekkerland.

Er zwommen daar de hele week

gebakken vissen door de beek.

je kon ze pakken met je hand.

Waar was dat land? Hier om de hoek.

De hoofdstad heette Pannekoek.

De koning heette: Nooitgeendorst.

Uit elke pomp kwam bessenvla,

elk dak was er van chocola,

de regenpijp was leverworst.

Gebraden gans vloog in je mond,

gebraden varkens liepen rond

met mes en vork al in hun rug.

En als de klok ging beieren,

legden de paarden eieren,

van floep floep floep, wat ging dat vlug.

En bij een muur van wittebrood,

daar stond een boom, zo mooi en groot,

dat was de oliebollenbeuk.

En weet je wat de sneeuw dan deed?

Die gaf de boom een suikerkleed.

God, kinderen, wat was dat leuk.

Er was een sneeuwpop en een slee

en vader deed zo vrolijk mee,

we waren dan opeens heel rijk.

Door de herinnering gevernist,

lijkt het zo mooi. Er is een mist

van tranen, als ik daar naar kijk.

Willem Wilmink  1936 – 2003

Bron:  Verzamelde liedjes en gedichten. Deel I


Bewaren voor het nageslacht

kinderdijk_20De piramides van Cheops, Macchu Picchu, Stonehenge, de Borobudur, het Vrijheidsbeeld, de Taj Mahal. Allemaal meesterwerken, door de mens in de afgelopen eeuwen overal ter wereld aangelegd. Om deze meesterwerken voor het nageslacht te bewaren worden ze allemaal door de Unesco via een verdrag als Werelderfgoed aangeduid.

Het Werelderfgoedverdrag bestaat sinds 1972 en is bedoeld om cultureel en natuurlijk erfgoed dat van unieke en universele waarde is voor de mensheid, beter te kunnen bewaren voor toekomstige generaties,” staat er op de site van Unesco te lezen.

Ook Nederland kent erfgoed dat helemaal terecht op deze lijst staat; de Stelling van Amsterdam, het Rietveld-Schröderhuis, de Beemster en de molens op de Kinderdijk zijn enkele voorbeelden. In tegenstelling tot veel erfgoed uit de rest van de wereld is het Nederlandse erfgoed vaak slechts enkele eeuwen tot enkele decennia oud. Gezien de cultuurgeschiedenis van Nederland is dit logisch. Toen hier de eerste boeren op zoek gingen naar droge voeten in het natte West-Nederland werden er elders in de wereld al enorme bouwwerken neergezet. Maar in dat natte Nederland werd wel een prestatie van wereldformaat neergezet. Een prestatie die het verdiend om te worden bewaard net als de grote bouwwerken; de cope-ontginningen in het veen van Utrecht.

Het veen en zijn geheimen

Noa-Yde3Veen is een bruinzwarte grondsoort die bestaat uit dode planten die grotendeels humus zijn geworden. Waar onder normale omstandigheden planten door schimmels en bacteriën worden verteerd, is dat onder water anders. Door het grotendeels ontbreken van zuurstof stapelen de plantenresten zich op zonder te gaan rotten. Goed herkenbare bladeren, hele boomstammen en soms zelfs een menselijk lichaam kunnen duizenden jaren bewaard blijven in zo’n veenpakket. Een mooi voorbeeld in Nederland is het 2000 jaar oude meisje van Yde. Door het vele humuszuur is haar huid gelooid en bijna zwart geworden. Ook heeft het lichaam geen botten meer, want die zijn door datzelfde zuur helemaal opgelost. Maar verder lijkt het kortgeleden te zijn overleden. Bij vondsten van veenlijken in Denemarken werd in sommige gevallen dan ook de politie gewaarschuwd. Omdat men dacht het slachtoffer van een recent misdrijf te hebben gevonden. Als het al door een misdrijf om het leven zou zijn gekomen, dan was dit echter allang verjaard.

 

Hoogveen en laagveen

veenWe onderscheiden twee soorten veen; hoogveen en laagveen De namen doen vermoeden dat het iets zegt over de ligging. Vroeger dacht men dat inderdaad, maar hoogveen komt ook in lager gelegen gebieden voor en omgekeerd. Hoogveen is voor de vochthuishouding geheel afhankelijk van voedselarm – oligotroof – regenwater, terwijl laagveen wordt gevoed door grondwater en ander reeds aanwezig zoet water zoals meertjes. Dit water is veel voedselrijker – eutroof. De samenstelling van de venen verschilt dan ook omdat het is opgebouwd uit verschillende soorten planten. Zegge en riet zijn voorbeelden van de voedselrijke laagvenen en veenmos komen we tegen in het voedselarme hoogveen. In de streken die vroeger de karakteristieke laagveengebieden genoemd werden, kwam na verloop van tijd ook hoogveen voor. Het veenpakket was dan zo dik, dat het alleen nog gevoed werd door regenwater. Ook zijn er overgangen te vinden van voedselrijk naar voedselarm. Een goed voorbeeld van dit zogenaamde mesotrofe veen zijn de moerasbossen, ook wel broekgebieden genoemd. In Nederland zijn plaatsnamen als Langbroek, Westbroek, Broek in Waterland en ook Breukelen (in het Engels Brooklyn) aanwijzingen dat hier ooit moerasbos aanwezig was. In het westen van Nederland komen deze gebieden vooral in Holland en Utrecht voor.

 

Ontginning van het veen

veengebieden in NederlandIn Nederland was het veen het laatste gebied dat werd ontgonnen. De natte omstandigheden liet men lang links liggen. De hogere stroomruggen, rivierduinen en anderszins hogergelegen gebieden werd eerst benut. Halverwege de middeleeuwen trokken de mensen dan toch noodgedwongen de veengebieden binnen. Ook hier werden eerst de hoger gelegen gebieden in bezit genomen, daar waar zee en rivier zich niet al te vaak lieten zien. Terwijl de moerasbossen bij hoogwater van de rivieren onderliepen. Hier kwam pas verandering in toen de eerste dijken werden aangelegd en onbelangrijke maar steeds weer overstromende rivierarmen werden afgedamd. Dit alles om ook in deze gebieden droge voeten te houden. Zo werd in 1122 de Oude Rijn – in de Romeinse tijd nog de hoofdtak van deze rivier – bij Wijk bij Duurstede afgesloten. Sindsdien gaat deze tak als Kromme Rijn door het leven en kon dit gebied ten zuidoosten van Utrecht worden ontgonnen. Daarnaast werden weteringen gegraven om overtollig water af te voeren. Er was al vroeg sprake van duidelijke organisatie. Die organisatie is ook terug te zien in de ontginningen zelf.

 

Eerlijke regelmaat

veenontginning met copeDe eigenaren van deze broeklanden, de graven van Holland en de bisschoppen van Utrecht hielden zich in die tijd (rond 1100) niet zelf bezig met de ontginning. Dat besteedden zij uit aan zogenaamde locatoren – aanbesteders zouden wij vandaag de dag zeggen – die contracten afsloten met boeren die bereid waren het natte veen in te trekken. Deze contracten – copes – werden eerlijk en gelijk onder de verschillende boeren verdeeld. De kavels waren allemaal even groot en ook ongeveer even vruchtbaar. Vanuit de drogere vruchtbaarste ontginningsbasis werden smalle stroken steeds verder de nattere onvruchtbare gebieden in, uitgetekend.

Het te ontginnen gebied werd volgens een vaste maatvoering door de locatoren uitgegeven. De kavels hadden een vaste breedte van 30 Stichtse roeden en een lengte van 360 roeden oftewel een zesvoorling. Een voorling was de afstand die men ploegde zonder de ploeg te keren. Was een ontginning succesvol, dan werden de kavels soms verlengd tot twaalf voorling; men spreekt van zes- en twaalfvoorling hoeven.

i_NL.IMRO.0331.08benschopoost-BP01_0004Niet alle roedes waren echter even lang. Soms werd een roede gebruikt die een standaardmaat had van twaalf Rijnlandsevoet. Vandaag de dag komt dit overeen met 3,77 meter. Een andere keer werd er echter gebruik gemaakt van de zogenaamde Koningsroede die slechts tien voet lang was. De kavels hadden daardoor een breedte die varieerde van 94 tot 113 meter en een lengte van 1125 tot 1350 meter (zesvoorlinghoeve).

De ontginners groeven parallelle sloten om het water af te voeren. Langs de achterzijde werd een dwarssloot of een dwarsdijkje (achterkade) aangelegd om te voorkomen dat water van het hogergelegen veengebied voor problemen zou zorgen. Tevens werden er rondom de percelen vaak dijken aangelegd om het water uit het omringende gebied te weren. Op de kop van de kavel werd de hoeve geplaatst.

 

Werelderfgoed?

namen rond KockengenHoewel we aan plaatsnamen als Boskoop, Nieuwkoop, Willeskop en Benschop deze unieke ontginningsmethode nog herkennen, is veel van dit typische landschap in allerlei ruilverkavelingen en stads- en dorpsuitbreidingen helaas verdwenen. Een van de gebieden die nog goed herkenbaar is, ligt rond Kockengen ten westen van de A2 ter hoogte van Breukelen. Degenen die dit gebied eeuwen geleden ontgonnen deden dit met het idee dat het hier een luilekkerland zou worden. Exotische plaatsen dienden ter inspiratie. Namen als Kortrijk (in West-Vlaanderen), Kamerik (Cambrai in Noord-Frankrijk, Portengen (verbastering van Bretagne) en Spengen (Spanje) liggen hier allemaal vlakbij elkaar in de buurt van Kockengen. Deze laatste plaats is genoemd naar het land van Kokanje – Luilekkerland*.

kockengen Google EarthHoewel dit gebied deel uitmaakt van het beschermde Groene Hart willen sommigen het nog meer verankerd zien. Wanneer dit gebied Werelderfgoed wordt, dan is het voor de komende generaties behouden. Het staat helaas nog niet op de lijst van gebieden en gebouwen die Nederland tot 2020 wil voordragen. ** We moeten niet vergeten dat we hier te maken hebben met een unieke ontginningsmethode die bijna nergens anders ter wereld voorkomt. Alleen ten zuiden van Bremen vinden we een soortgelijk landschap. Al vanaf 1106 werd deze methode hierheen geëxporteerd door de aartsbisschop van ’t Sticht. Dit is dan ook de enige plek buiten Nederland waar copes voorkomen.

 

Met dank aan:
Stichting Behoud Veenweidegebied Kockengen
J.A.J. Vervloet – Landsheerlijke venen: het cope-ontginningslandschap

 

* Luilekkerland  is een sprookjesland vol overvloedig eten en drinken, ontsproten aan de middeleeuwse fantasie in West-Europa.

** Het dichtst in de buurt ligt de Nieuwe Hollandse Waterlinie die in 2018 wordt voorgedragen.

 

 

 

 


0 Reacties to “Kockengen, luilekkerland dankzij de cope-ontginning?”



  1. Geef een reactie

Plaats een reactie


Archief